Advies ASP aan haar leden: gebruik vooralsnog de 'oude' IWMD-vraagstelling en niet de nieuwe DLR-vraagstelling

Enkele weken geleden is door De Letselschade Raad de vernieuwde ‘IWMD -Vraagstelling Causaal verband bij ongeval’ van 2 april 2025 gepresenteerd. De ASP heeft kennisgenomen van de gewijzigde vraagstelling, die vooralsnog veel vragen oproept.

Discussie over vraagstelling

De totstandkoming

De aanvankelijke IWMD-vraagstelling is opgesteld door de Interdisciplinaire Werkgroep Medische Deskundigen. Dit was een werkgroep waarin alle betrokken geledingen uit het letselveld vertegenwoordigd waren. De werkgroep die aan de gewijzigde versie heeft gewerkt bestond, naast prof. Akkermans, slechts uit drie medisch adviseurs (Angelique Reitsma, Lyan Koudstaal en Dirk van Arkel). Dat betekent dat van een interdisciplinaire werkgroep geen sprake is geweest.

De totstandkoming is onder een minder gelukkig gesternte geweest. Op 15 juli 2021 is een groot aantal representanten vanuit de markt uitgenodigd voor een expertmeeting op 1 oktober 2021. Door een polemiek die ontstond naar aanleiding van de uitnodiging is deze expertmeeting geannuleerd. De onderzoekers hebben getracht de lacune die hierdoor is ontstaan op te lossen door in het Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade een artikel te publiceren. Hierop is, ook door leden van de ASP, gereageerd (M.G.F. de Graaff-Bosch e.a., ‘Reactie op het artikel ‘Evaluatie van de IWMD-vraagstelling causaal verband bij ongeval – resultaten van een enquête en opties voor revisie’, TVP 2023, nr. 1, p. 20-31). Toch kan een dergelijke schriftelijke ronde een expertmeeting niet vervangen, zeker niet omdat door de onderzoekers nadien geen contact meer is gezocht met de slachtofferadvocatuur. Naar verluidt zijn er wel bijeenkomsten voor medisch adviseurs georganiseerd. Hetgeen opmerkelijk is nu de hiervoor genoemde polemiek vanuit medische hoek kwam.

Door het gebrek aan gelijkwaardige input door juristen kon gebeuren dat in de nieuwe versie, nota bene in de eerste voetnoot, nog wordt verwezen naar ‘de criteria’ uit het Zwolse Algemeene/De Greef-arrest van de Hoge Raad, die niet zijn opgenomen omdat deze moeilijk te operationaliseren zouden zijn. Daarmee wordt dit arrest kennelijk nog wel van belang geacht door leden van de werkgroep. Dit ten onrechte: het Hof Arnhem-Leeuwarden overwoog recent terecht over dit arrest dat het: “in de feitenrechtspraak al lang niet meer wordt gebruikt en waarvan in de literatuur meermalen beschreven is, dat het criterium niet is gebaseerd op een door de Hoge Raad gegeven rechtsregel” (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 15 oktober 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:6313, JA 2025/37 m.nt. Chr.H. van Dijk, rov 4.30). Kennelijk heeft de werkgroep het huidige juridische kader voor niet-objectiveerbaar letsel niet meegenomen in de evaluatie van de vraagstelling, dat terwijl dit soort letsel een substantieel deel uitmaakt van de jaarlijks aangevraagde medische deskundigenonderzoeken. Dit acht de ASP niet in belang van slachtoffers van personenschade.

De inhoud van de vraagstelling

Binnen de ASP is een eerste vergelijking gemaakt tussen de ‘oude’ IWMD-vraagstelling en de nieuwe vraagstelling van De Letselschade Raad. Daarbij is gebleken dat de wijzigingen in een aantal vragen minder gelukkig zijn. Dit wordt versterkt doordat er ook wijzigingen hebben plaatsgevonden in de Richtlijn Medisch Specialistische Rapportage in bestuurs- en civielrechtelijk verband, waarnaar wordt verwezen. Weliswaar is door enkele marktpartijen gereageerd op een consultatieversie van de herziening, doch toen was de Richtlijn Medisch Specialistische Rapportage in bestuurs- en civielrechtelijk verband nog niet gewijzigd, zodat op de effecten daarvan nog niet gereageerd kon worden.

Bij de eerste vergelijking is gebleken dat vraag 1b is geherformuleerd waardoor deze minder leesbaar is geworden. Bovendien vindt hier een trendbreuk plaats. In de ‘oude’ IWMD-vraagstelling werd de deskundige gevraagd om een duidelijke beschrijving van de gezondheidstoestand van onderzochte in de situatie met ongeval en werd gevraagd hoe die er waarschijnlijk zonder ongeval had uitgezien. Aangezien er een verschil bestaat tussen ‘medisch’ en ‘juridisch’ causaal verband, werd niet om een beoordeling van dit verband gevraagd. In vraag 1b werd gevraagd om een beschrijving van “de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan”. Nu wordt gevraagd “Wat is de medische behandeling geweest van de klachten en/of ervaren verschijnselen in gevolg op het ongeval en het resultaat daarvan?”, hier wordt aldus wel een causale koppeling gemaakt. Bij vraag 1c zijn de woorden ‘lichamelijk en eventueel hulponderzoek’ naar de voetnoot verplaatst. Waarom is dit? Dat maakt de vraagstelling er niet consistenter op. Temeer niet omdat in vraag 1d nog wél wordt gesproken over ‘onderzoek en eventueel hulponderzoek’. Bovendien ontbreekt de belangrijke toevoeging: “Indien de expert aanvullend hulponderzoek (radiologisch, neuropsychologisch of anderszins) laat verrichten en de uitkomsten daarvan in zijn conclusies betrekt, dan dienen de verslagleggingen van deze onderzoeken bij het expertiserapport gevoegd te worden.” Dit is ook niet meer opgenomen in de nieuwste versie van de NVMSR-richtlijn. Deze wijzigingen acht de ASP vooralsnog niet zorgvuldig en daarmee ook niet in het belang van de slachtoffers van personenschade.

Meer zorgwekkend zijn de wijzigingen in vraag 2. Bij de oude vraagstelling werd in vraag 2a alleen gevraagd naar klachten en afwijkingen op het vakgebied van de deskundige zelf die er vóór het ongeval al waren en die de onderzochte nu nog steeds heeft. In de nieuwe vraagstelling wordt ook gevraagd naar klachten en afwijkingen vóór het ongeval die er na het ongeval niet meer zijn. De nieuwe vraagstelling luidt als volgt: “Bestonden voor het ongeval bij betrokkene reeds klachten en/of afwijkingen op uw vakgebied? Zo ja, zijn die klachten er nog steeds? Bestaan er andere klachten en/of afwijkingen die wel relevant zijn voor uw vakgebied? Kunt u hierbij onderscheid maken tussen de gegevens bij anamnese verkregen en informatie op basis van de medische broninformatie verkregen?” Dit is een aanzienlijk uitbreiding van het vragen naar pre-existentie/predispositie. Diezelfde uitbreiding is te zien bij vraag 2c: ook hier is er sprake van een aanzienlijke uitbreiding van het vragen naar pre-existentie/predispositie. Het aanwezig zijn van ‘aanwijzingen’ is al voldoende om ze hier te benoemen. Bovendien wordt de deskundige gevraagd om de ‘algemene gezondheidstoestand’ van de betrokkene mee te wegen. Dit verhoudt zich niet met het juridisch kader waarin proportionaliteit van de op te vragen informatie vereist is, hetgeen maakt dat ook hier de belangen van slachtoffers van personenschade onvoldoende lijken te zijn meegenomen in de herziening.

Advies van de ASP aan haar leden

Gelet op het voorgaande heeft de ASP serieuze bedenkingen bij de nieuwe DLR Vraagstelling causaal verband bij ongeval, zowel ten aanzien van de totstandkoming als ten aanzien van de gewijzigde vraagstelling.

In de komende periode zal er binnen de ASP nader overleg plaatsvinden over deze vraagstelling en de wijze waarop de ASP zich zal verhouden tot dit meest recente project van De Letselschade Raad. Nu dit een zorgvuldig proces dient te zijn zal hier enige tijd voor worden uitgetrokken.

Tijdens de algemene ledenvergadering op 18 november jl. is door de ledenvergadering het advies gegeven aan de leden om vooralsnog in lopende zaken de ‘oude’ IWMD-vraagstelling te blijven gebruiken, in plaats van de nieuwe DLR-vraagstelling. Ter voorkoming van misverstanden over dit standpunt en om discussies op dossierniveau te voorkomen is door de ledenvergadering gevraagd om dit advies ook met niet-leden te delen. Aan dit verzoek geeft het ASP-bestuur graag uitvoering.

Deel deze pagina