Tweede Kamer debatteert over langlopende letselzaken

Op 28 oktober jl. is door de vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid (onder meer) gedebatteerd over langlopende letselzaken. Dit naar aanleiding van een onderzoek door de Universiteit Utrecht naar langlopende letselzaken en de kabinetsreactie op dit onderzoek. Langlopende letselzaken gaan de ASP na aan het hart. Daarom heeft de ASP voorafgaand aan het debat de Kamerleden van achtergrondinformatie voorzien.

In haar positionpaper heeft de ASP geschetst dat er in de afgelopen twintig jaar in de Kamer geregeld aandacht is geweest voor de positie van letselschadeslachtoffers. Startpunt van de discussie is onder meer geweest het rapport ‘Letselschaderegeling: Onderhandelen met het mes op tafel, een zoektocht naar de redelijkheid’ van Stichting De Ombudsman. Wanneer de inhoud van dit rapport, uit 2003, wordt afgezet tegen het recente rapport van de Universiteit Utrecht naar langlopende letselzaken, dan kan niet anders worden geconcludeerd dan dat er in de afgelopen zeventien jaar bitter weinig is veranderd in de wijze waarop de schadeafwikkeling van letselschadezaken door slachtoffers wordt gepercipieerd. Want ook in dit rapport werd al gesproken over lange doorlooptijden, slachtoffers die onvoldoende grip hebben op hun eigen zaak en de kwaliteit van alle bij de schaderegeling betrokken partijen. 

Wat opvalt in het kabinetstandpunt is dat het kabinet voor de noodzakelijk verbeteringen vooral een rol ziet weggelegd voor De Letselschade Raad. Volgens de ASP ten onrechte. Het recente verleden heeft geleerd dat De Letselschade Raad niet het gremium is dat grote verwachtingen waar kan maken. In de voorbije periode is immers gebleken dat fundamentele problemen niet binnen de Raad kunnen worden opgelost. Zowel het project rond de herijking van het smartengeld als rond de zogenoemde ‘rekenrente’ zijn niet tot een goed einde gebracht. In het laatste geval, de rekenrente, is hard werk van een multidisciplinair samengestelde commissie door verzekeraars geblokkeerd, zonder dat hiervoor een verklaring is gegeven. Dat stemt niet hoopvol voor de toekomst. 

Voorgaande klemt temeer wanneer wordt gekeken naar door de Letselschade Raad voorgestelde maatregelen, naar aanleiding van het onderzoek langlopende zaken. Veel van deze maatregelen ogen sympathiek, maar zijn dat bepaald niet. In het kabinetstandpunt worden vijf concrete voorstellen genoemd. De ASP heeft deze maatregelen gewogen en te licht bevonden. Vooral het voorstel van verzekeraars om een firstparty-verzekering in te voeren is in potentie zeer bedreigend voor de positie van slachtoffers. Het ‘laissez faire’-beleid van de overheid, waarin het de markt zelf is die de knelpunten moet oplossen heeft de afgelopen twintig jaar niet gewerkt. Dat betekent dat er wat de ASP betreft meer nodig is. Heel concreet meent de ASP dat het tijd is om: 

  • termijnen waarbinnen partijen (verzekeraar & belangenbehartiger) moeten reageren in de wet vast te leggen om te voorkomen dat een zaak onnodig wordt gerekt. Dit moet partijen ook stimuleren om voldoende en voldoende gekwalificeerd personeel in te zetten; 
  • verschuldigde bedragen binnen 14 dagen worden uitgekeerd, hetgeen ook geldt voor de nota van de belangenbehartiger. Deze termijn staat nu ook in de Gedragscode Behandeling Letselschade, maar is een dode letter. Zeker wanneer niet de verzekeraar zelf maar een gevolmachtigd agent betaalt. Dat is een volkomen achterhaalt systeem dat verzekeraars tot op de dag van vandaag laten bestaan.
  • de communicatie tussen de verzekeraar en de belangenbehartiger, door de belangenbehartiger, altijd ook aan het slachtoffer wordt gestuurd. Voor de ASP-leden is dit al een verplichting uit hoofde van de ASP-gedragsregels, het is goed als deze regel ook voor anderen gaat gelden. Dat voorkomt dat er een nieuw ICT-platform moet worden opgezet. 
  • aan belangenbehartigers die zich willen toeleggen op bijstand aan slachtoffers kwaliteitseisen te stellen, zoals deze nu gelden voor LSA/ASP-advocaten, voor zover men advocaat is, of voor NIVRE-leden wanneer men expert is, waardoor zij ook onder het bijbehorende tuchtrecht vallen. In dat kader bepleit de ASP al langer dat de overheid, in het kader van de gefinancierde rechtsbijstand, net als aan arbeidsrecht-, familierecht- of slachtofferadvocaten in het strafrecht specialisatie-eisen stelt, zodat aan advocaten die daaraan niet voldoen er geen toevoeging meer wordt afgegeven. Ook dit kan veel leed bij slachtoffers voorkomen. 
  • dit alles op straffe van een boete of dwangsom die ten goede komt aan het slachtoffer, waarbij bestaande mogelijkheden kunnen worden benut. Zo geldt in verkeerszaken dat een verzekeraar op grond van art. 4:70 lid 6 Wft binnen drie maanden nadat een claim is ingediend daarop gemotiveerd moet reageren. Op overtreding van deze bepaling staat ex art. 10 van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector een geldboete tussen de € 0,- en de € 1.000.000,-. Alhoewel deze bepaling regelmatig met voeten wordt getreden, is deze boete (voor zover bekend) nog nooit opgelegd. 

 

Het is zaak dat, nu de markt het de afgelopen twintig jaar heeft laten liggen, de wetgever doorpakt en maatregelen neemt die verdere secundaire victimisatie van slachtoffer voorkomt. De ASP is te allen tijden bereid om de Commissie, de Kamer of de Minister nader te informeren over al hetgeen samenhangt met de letselschaderegeling en om constructief mee te denken over adequate oplossingen. 

De complete bijdrage van de ASP is hier te vinden.

Deel deze pagina