Grotere kans op botbreuken bij kinderen die maagzuurremmers gebruiken

De onderzoekers analyseerden in de periode 2001 tot 2013 de gegevens van bijna 875.000 kinderen die ten minste twee jaar lang een bepaalde behandeling kregen met maagzuurremmers. 40 tot 65 procent van de kinderen krijgt te maken met een refluxziekte, waarbij zij baat hebben bij maagzuurremmers. Tien procent van de kinderen krijgt daarom in hun eerste levensjaar maagzuurremmers, zoals histamine 2-receptorantagonisten (H2-blokkers) en protonpompremmers Omezaprol en Pantoprazol. Uit het onderzoek bleek dat kinderen die in hun eerste levensjaar maagzuurremmers toegediend kregen, twintig tot dertig procent meer kans hebben op botbreuken in hun latere jonge leven. Kinderen die een protonpompremmer gebruiken hebben 22 procent meer kans op een botbreuk. Kinderen die protonpompremmers in combinatie met H2-blokkers (bijvoorbeeld Zantac) nemen, lopen 31 procent meer kans op botbreuken. Kinderen die alleen H2-blokkers gebruiken, lijken geen grotere kans op botbreuken te hebben. Overigens zorgt een protonpompremmer ervoor dat de werking van de protonpomp wordt geremd die maagzuur aan de maag afgeeft. De wetenschappers concludeerden dat kinderen jonger dan zes maanden het grootste risico lopen op botbreuken. Hoe jonger het kind, hoe groter het risico, aldus de onderzoekers. Hoofdonderzoeker Laura Malcodi laat weten dat maagzuurremmers onschuldig lijken, maar uit het onderzoek blijkt dat de medicatie niet ongevaarlijk is voor kinderen. Volgens de onderzoeker moeten de medicijnen dan ook alleen worden voorgeschreven bij zeer ernstige refluxsymptomen. Rond het eerste levensjaar groeit het kind veelal over een refluxziekte heen. In deze levensfase groeit het spijsverteringskanaal. Hierdoor verdwijnen de symptomen.